Acts 19

1En het geschiedde, terwijl Apollos te Korinthe was, dat Paulus, de bovenste delen des lands doorreisd hebbende, te Efeze kwam; en enige discipelen aldaar vindende,
 de bovenste Namelijk van Galatië en Frygië. Zie Act 18:23 .
2Zeide hij tot hen: Hebt gij den Heiligen Geest ontvangen, als gij geloofd hebt? En zij zeiden tot hem: Wij hebben zelfs niet gehoord, of er een Heiligen Geest is.
 den Heiligen Dat is, de buitengewone zichtbare gaven des Heiligen Geestes, van met allerlei talen te spreken, te profeteren, allerlei krankheid te genezen, enz. Zie vs.6; Joh 7:39 ; Act 10:44 , Act 10:47 .
,
 als gij geloofd Namelijk en gedoopt zijt geweest.
,
 een Heiligen Geest is Dat is, of er zodanige buitengewone gaven van den Heiligen Geest gewrocht en gegeven worden.
3En hij zeide tot hen: Waarin zijt gij dan gedoopt? En zij zeiden: In den doop van Johannes.
 Waarin zijt gij Dat is, welke leer is u verkondigd, hebt gij beleden, als gij gedoopt zijt geworden?
,
 In den doop van Dat is, wij zijn van Johannes gedoopt op de belijdenis van de leer, die Johannes van Christus geleerd en daarop Zijne discipelen gedoopt heeft. Zie Act 18:25 , bij welken doop de buitengewone gaven des Heiligen Geestes niet gegeven werden, overmits Christus toen nog niet was verheerlijkt; Joh 7:39 .
4Maar Paulus zeide: Johannes heeft wel gedoopt den doop der bekering, zeggende tot het volk, dat zij geloven zouden in Dengene, Die na hem kwam, dat is, in Christus Jezus.
 der bekering, Dat is, bij welke Hij bekering predikte, en die de gedoopten tot bekering verplichtte. Waarmede, alsook met het volgende, Hij aanwijst dat de doop van Johannes in zichzelven, aangaande het wezen, dezelfde is met den doop der apostelen; als hebbende enerlei, teken en enerlei betekende zaak, en tot enerlei einde bediend. Doch het onderscheid is dat Johannes met zijne leer en doop aanwees Christus, die na hem kwam en alles nog zou volbrengen; en de apostelen, dat Christus gekomen zijnde, volkomen alles heeft uitgericht, nodig tot onze verlossing.
5En die hem hoorden werden gedoopt in den Naam van den Heere Jezus.
 En die Of, en als zij het hoorden; namelijk de discipelen van Johannes.
,
 hem hoorden Namelijk Johannes de Doper. Want dit zijn de woorden van Paulus, verhalende hoe Johannes zijne discipelen doopte. Hetwelk blijkt uit den Grieksen tekst, in welken de twee woorden men, dat is wel; en de, dat is maar, of en, [ waarvan het ene voor gaat het vs.4 en het andere volgt in vs.5] aanwijzen dat de dingen, die in deze twee verzen gezegd worden, tezamen moeten gevoegd worden, en dat er van een persoon en zaak gesproken wordt. Zodat hieruit niet kan bewezen worden, dat deze discipelen door Paulus zouden herdoopt zijn.
,
 in den Naam Zie Act 8:16 , en Act 10:48 .
6En als Paulus hun de handen opgelegd had, kwam de Heilige Geest op hen; en zij spraken met vreemde talen, en profeteerden.
 de handen opgelegd Zie Act 8:17 .
,
 de Heilige Geest Dat is, de buitengewone gaven des Heiligen Geestes, die terstond daarna worden uitgedrukt.
,
 vreemde talen, Grieks tongen.
,
 profeteerden Dat is, verkondigden toekomende dingen, of spraken van goddelijke zaken en legden de Schriften der profeten uit; zie 1Co 14:3 .
7En alle dezen waren omtrent twaalf mannen. 8En hij ging in de synagoge, en sprak vrijmoediglijk, drie maanden lang met hen handelende, en hun aanradende de zaken van het Koninkrijk Gods.
 van het Koninkrijk Dat is, die de eeuwige zaligheid aangaan.
9Maar als sommigen verhard werden, en ongehoorzaam waren, kwaadsprekende van den weg des Heeren voor de menigte, week hij van hen, en scheidde de discipelen af, dagelijks handelende in de school van zekeren Tyrannus.
 ongehoorzaam Of, ongezeggelijk.
,
 weg des Heeren Dat is, leer. Zie Act 18:25 .
,
 Tyrannus Dit woord betekende eertijds bij de Grieken iemand, die enige heerschappij had; en overmits dezelve misbruikt werd, is daardoor namaals genaamd een, die òf de heerschappij onwettelijk aanneemt, òf dezelve met ongerechtigheid en wreedheid misbruikt. Doch hier schijnt het een eigennaam te zijn van een man, die deze school had laten bouwen.
10En dit geschiedde twee jaren lang, alzo dat allen, die in Azië woonden, het Woord van den Heere Jezus hoorden, beiden Joden en Grieken.
 allen, die Dat is zeer velen, meest allen.
,
  Azië woonden, Namelijk Klein-Azië.
,
 den Heere Jezus Dat is, van den Heere Jezus.
11En God deed ongewone krachten door de handen van Paulus;
 krachten door Dat is, wonderwerken.
,
 de handen van Dat is, door den dienst; Act 5:12 .
12Alzo dat ook van zijn lijf op de kranken gedragen werden de zweetdoeken of gordeldoeken, en dat de ziekten van hen weken, en de boze geesten van hen uitvoeren. 13En sommigen van de omzwervende Joden, zijnde duivel bezweerders, hebben zich onderwonden den Naam van den Heere Jezus te noemen over degenen, die boze geesten hadden, zeggende: Wij bezweren u bij Jezus, Dien Paulus predikt!
 omzwervende Grieks omgaande; dat is omlopende door het land, om daarmede gewin te doen.
,
  duivel- bezweerders, Dat is, die met bezwering bij den naam Gods de onreine geesten uitdreven; hetwelk de onreine geesten zich lieten doen om de mensen in wangeloof te houden.
,
 Dien Paulus predikt Dewijl zij zagen dat Paulus in den naam van Jezus zo krachtig de duivelen uitwierp, hebben zij dat willen navolgen, om te meer eer of gewin te hebben.
14Dezen nu waren zekere zeven zonen van Sceva, een Joodsen overpriester, die dit deden.
 overpriester, Zie van deze overpriesters Mat 2:4 .
15Maar de boze geest, antwoordende, zeide: Jezus ken ik, en Paulus weet ik; maar gijlieden, wie zijt gij?
 Jezus ken ik, Namelijk dat Hij macht heeft om mij uit te werpen.
,
 wie zijt gij? Dat is, wat macht hebt gij om mij te gebieden?
16En de mens, in welken de boze geest was, sprong op hen, en hen meester geworden zijnde, kreeg de overhand tegen hen, alzo dat zij naakt en gewond uit dat huis ontvloden.
 meester geworden Grieks hen overheerst hebbende.
17En dit werd allen bekend, beiden Joden en Grieken, die te Efeze woonden; en er viel een vreze over hen allen, en de Naam van den Heere Jezus werd groot gemaakt. 18En velen dergenen, die geloofden, kwamen, belijdende en verkondigende hun daden.
 verkondigende Of, boodschappende; dat is, opbarende, verhalende.
,
 daden Dat is, misdaden en grote zonden, namelijk dezelve openlijk verfoeiende, en daartegen van Paulus raad en troost verzoekende.
19Velen ook dergenen, die ijdele kunsten gepleegd hadden, brachten de boeken bijeen, en verbrandden ze in aller tegenwoordigheid; en berekenden de waarde derzelve, en bevonden vijftig duizend zilveren penningen.
 ijdele kunsten Of, zonderlinge kunsten; zo worden met een zachteren naam genoemd de duivelse en zwarte kunsten van toverij en waarzeggen; waartoe de Efeziërs van ouds zeer genegen waren.
,
 vijftig duizend Grieks vijmaal tienduizend zilvers.
,
 zilveren penningen Of, drachmen zilvers, elk drachme zilvers gerekend zijnde voor zes stuivers, Mat 18:28 , zo maakt deze som vijftien duizend gulden.
20Alzo wies het Woord des Heeren met macht, en nam de overhand.
 wies het Woord Zie Act 12:24 .
,
 met macht, en Dat is, geweldig zeer.
21En als deze dingen volbracht waren, nam Paulus voor in den Geest, Macedonië en Achaje doorgegaan hebbende, naar Jeruzalem te reizen, zeggende: Nadat ik aldaar zal geweest zijn, moet ik ook Rome zien.
 volbracht waren, Grieks vervuld.
,
 nam Paulus voor Grieks stelde Paulus in den geest.
,
 in den Geest, Dat is, in zijn gemoed. Of, door den Geest, namelijk den Heiligen Geest, die hem ingaf hoe hij zijne reizen zou aanstellen.
,
 doorgegaan Namelijk om de gemeenten in die landen meteen te bezoeken.
,
 moet ik ook Rome Dit schijnt hem ook bijzonder van God geopenbaard te zijn. Bij welke gelegenheid en hoe hij daarna te Rome is gekomen, wordt beschreven Act 25:12 , en Act 26:32 , en in de twee volgende hfdst.20 en 21.
22En als hij naar Macedonië gezonden had twee van degenen, die hem dienden, namelijk Timotheüs en Erastus, bleef hij zelf een tijd lang in Azië.
 gezonden had Namelijk om den weg voor Hem te bereiden, en de aalmoezen voor de armen te Jeruzalem te vergaderen; 1Co 4:17 .
,
 die hem dienden, Namelijk in den dienst des Woords; alzo hij alleen alles niet kon uitrichten.
23Maar op dienzelfden tijd ontstond er geen kleine beroerte, vanwege den weg des Heeren.
 den weg des Heeren Dat is, de Christelijke godsdienst. Zie Act 18:25 .
24Want een, met name Demetrius, een zilversmid, die kleine zilveren tempelen van Diana maakte, bracht dien van die kunst geen klein gewin toe;
 een zilversmid, Grieks zilverslager, zilvermunter.
,
 kleine zilveren Dat is, kleine afbeeldingen des groten tempels van Diana van zilver maakten, of in zilveren penningen uitdrukten, waar een klein beeldje van Diana in stond, welke de heidenen, te Efeze komende om Diana te dienen, kochten en met zich namen, om te huis aan dezelve godsdienstige eer te betonen; gelijk men ziet dat nog hedendaags te Loretto en elders geschiedt.
25Welke hij samenvergaderd hebbende, met de handwerkers van dergelijke dingen, zeide: Mannen, gij weet, dat wij uit dit gewin onze welvaart hebben;
 samenvergaderd Grieks overhoop bijeengebracht hebbende.
,
 de handwerkers Namelijk die voor hen wrochten, om zodanige tempeltjes te maken.
,
 onze welvaart hebben; Dat is, waarbij wij moeten leven en ons onderhouden.
26En gij ziet en hoort, dat deze Paulus veel volk, niet alleen van Efeze, maar ook bijna van geheel Azië, overreed en afgekeerd heeft, zeggende, dat het geen goden zijn, die met handen gemaakt worden. 27En wij zijn niet alleen in gevaar, dat dit deel in verachting kome, maar dat ook de tempel van de grote godin Diana als niets geacht zal worden, en dat ook haar majesteit zal ten ondergaan, aan welke gans Azië en de gehele wereld godsdienst bewijst.
 dit deel Dat is, dit ons ambacht, waar wij bij leven moeten.
,
 in verachting Grieks in wederspreking, of verwerping zal komen; zodat wij niet veel te doen zullen krijgen.
,
 als niets geacht Grieks tot, of voor niet.
,
 majesteit zal Of, grootachtigheid.
,
 ten ondergaan, Grieks zal weggenomen worden.
28Als zij nu dit hoorden, werden zij vol van toornigheid, en riepen, zeggende: Groot is de Diana de Efezeren!
 Groot is de Dat is, moet en behoort in groter ere gehouden te worden.
29En de gehele stad werd vol verwarring; en zij liepen met een gedruis eendrachtelijk naar de schouwplaats, met zich trekkende Gajus en Aristarchus, Macedoniërs, metgezellen van Paulus op de reis.
 de schouwplaats, Dit waren grote gebouwen in sommige voornaamste steden der heidenen, met trappen boven elkander gebouwd, waarin het volk samenkwam om de schouwspelen, ter ere van hunne afgoden of anderszins aangesteld, te aanschouwen.
30En als Paulus tot het volk wilde ingaan, lieten het hem de discipelen niet toe.
 lieten het hem Namelijk opdat hij zich niet zou stellen in gevaar om van dit razende volk gedood te worden.
31En sommigen ook der oversten van Azië, die hem vrienden waren, zonden tot hem, en baden, dat hij zichzelven op de schouwplaats niet zou begeven.
 der oversten Grieks Asiarchen; welke waren, niet die de regering van Azië hadden, maar zekere priesters, die de schouwspelen, ter ere hunner afgoden aangesteld, bezorgden; waaronder ook enige van den Christelijken godsdienst niet vreemd schijnen geweest te zijn.
32 Zij riepen dan de ene dit, de andere wat anders; want de vergadering was verward en het meerder deel wist niet, om wat oorzaak zij samengekomen waren.
 de vergadering was Grieks Ecclesia; hetwelk eigenlijk betekent ene vergadering met openbare orde samengeroepen. Doch hier was deze vergadering vanzelf met verwarring bijeengelopen, vs.29.
33En zij deden Alexander uit de schare voortkomen, alzo hem de Joden voortstieten . En Alexander gewenkt hebbende met de hand, wilde bij het volk verantwoording doen.
 Alexander uit Deze menen sommige dezelfde Alexander geweest te zijn, van wien men leest 1Ti 1:20 ; 2Ti 4:14 , een heftig en hardnekkig vijand van Paulus en der waarheid, doch dat staat niet vast. Zie de aantekeningen 1Ti 1:20 .
,
 voortkomen, Namelijk om hem te horen spreken.
,
 voortstieten Namelijk alzo hij ook een Jood was, om iets te spreken tot beschuldiging der Christenen.
,
 gewenkt hebbende Zie Act 12:17 , en Act 13:16 , en Act 21:40 .
,
 verantwoording doen Namelijk van dit onordelijk bijeenlopen, met beschuldiging der Christenen.
34Maar als zij verstonden, dat hij een Jood was, werd er een stem van allen, roepende omtrent twee uren lang: Groot is de Diana der Efezeren!
 van allen, roepende Namelijk heidenen die daar waren.
35En als de stads schrijver de schare gestild had, zeide hij: Gij mannen van Efeze! wat mens is er toch, die niet weet, dat de stad der Efezeren de kerkbewaarster zij van de grote godin Diana, en van het beeld, dat uit den hemel gevallen is?
  de stads- schrijver Namelijk die wij gemeenlijk noemen den stadssecretaris.
,
 de kerkbewaarster Dat is, die den tempel van Diana onderhoudt, bewaart en versiert.
,
 dat uit den hemel Grieks dat van Jupiter gevallen is. Dit beeld van Diana was zeer oud, eertijds gemaakt uit hout door een kunstenaar Canetia, hetwelk, hoewel de tempel zevenmaal is vernieuwd geweest, altijd hetzelfde is gebleven; zie Plin. lib.16, cap.40, waarom men het volk wijs maakte dat het uit den hemel afgekomen was.
36Dewijl dan deze dingen onwedersprekelijk zijn, zo is het behoorlijk dat gij stil zijt, en niets onbedachts doet.
 onbedachts doet Of, uit haastigheid te zeer voortvarende, zonder u wel te bedenken.
37Want gij hebt deze mannen hier gebracht, die noch kerkrovers zijn, noch uw godin lasteren. 38Indiën dan nu Demetrius, en die met hem van de kunst zijn, tegen iemand enige zaak hebben, de rechtsdagen worden gehouden, en er zijn stadhouders; laat hen elkander verklagen.
 van de kunst Grieks kunstenaars; namelijk om zulke zilveren tempeltjes te maken.
,
 enige zaak hebben, Grieks enig woord hebben.
,
 de rechtsdagen Of, de rechthouders vergaderen, van welken, of door welken zij recht verzoeken konden.
,
 stadhouders; Grieks Anthypatio; dat is, die in plaats van de burgemeesters van Rome regeren. Zie Act 13:7 .
39En indien gij iets van andere dingen verzoekt, dat zal in een wettelijke vergadering beslecht worden.
 wettelijke Dat is, die uit last en bij orde van den magistraat bijeengeroepen wordt.
40Want wij staan in gevaar, dat wij van oproer zullen verklaagd worden om den dag van heden, alzo er geen oorzaak is, waardoor wij reden zullen kunnen geven van dezen oploop.
 verklaagd worden Namelijk bij de stadhouders.
,
 om den dag Dat is, om hetgeen van ulieden dezen dag gedaan is, met dit oproerige samenlopen.
41En dit gezegd hebbende, liet hij de vergadering gaan.
Copyright information for DutSVVA